Henri Polaklaan 23 1018 CR Amsterdam
Henri Polaklaan 21-23 Architect: A.L. van Gendt Ontwerp: 1883 Stedenbouwkundige context De Plantage is het deel van de vierde uitleg van 1660 en later, dat pas laat in de negentiende eeuw bebouwd is geraakt. Vanaf 1682 was het gebied bestemd voor tuinen en houtwallen. Dit groene karakter is deels behouden gebleven in de Hortus, het Wertheimpark, Artis en het tegenoverliggende plantsoen. De Plantage is een door water omgrensd, regelmatig ontworpen gebied, waarbij de bouwblokken in een orthogonaal gridpatroon van vijftien perken zijn verkaveld. Het grid is gerelateerd aan de parallelle Muidergracht en Entrepotdok. Artis neemt van de vijftien perken er zes voor haar rekening. Binnen het patroon is de Plantage Middenlaan de hoofdas - tevens stadsradiaal - en de Plantage Kerklaan, de belangrijkste dwarsverbinding. Ook de gedempte gracht, in het verlengde van de Nieuwe Prinsengracht, vormde een dwarsverbinding. De invulling van de bouwblokken wordt gekenmerkt door strakke rooilijnen en een tamelijk uniforme goothoogte, de korrelmaat in de Plantage Middenlaan meer onregelmatig dan in de zijstraten. De bebouwing bestaat uit woonhuizen, voornamelijk in de gesloten gevelwand, maar ook vrijstaand en relatief veel bouwwerken met andere functies. De smalle strook langs de Muidergracht wordt in zijn geheel ingenomen door grootschaliger bebouwing, laboratoria en onderwijsinstellingen. De Henri Polaklaan neemt binnen de Plantagebuurt een bijzondere plaats in vanwege de voortuinen aan weerszijden van de straat. Dit gegeven is ook binnen het centrum als zodanig tamelijk zeldzaam en hangt samen met de late definitieve vaststelling van de rooilijnen. Samen met de hoge boombeplanting dragen de voortuinen bij aan het groene karakter van de omgeving. Het pand Henri Polaklaan 21-23 neemt binnen de gesloten straatwand een opvallende plaats in vanwege de grotere hoogte en de opvallende oranje kleur baksteen. Nog geheel in overeenstemming met de vroegere functie is de voortuin niet beplant, maar bestraat. Typologie Woonhuis annex koetshuis met stal opgetrokken op een rechthoekige plattegrond over vier bouwlagen onder een zadeldak in dwarsrichting. De aanzetten van de tuitgevel vertonen een flauwe knik. Het pand is drie vensterassen breed, de vensterassen met uitzondering van de begane grond op identieke wijze vormgegeven. De ontsluiting van de voormalige stal en rijtuigbergplaats is centraal via de inrijpoort in een boogvormige opening op de begane grond. Aan weerszijden zijn de ontsluitingen van de (boven)woningen, die typologisch niet afwijken van de omringende woonhuisbebouwing. De oranje strengperssteen wordt doorsneden door zandsteenkleurige sierbanden, sluit- en aanzetstenen. Het rookkanaal is tegen de linker bouwmuur geplaatst. Architectonische verschijningsvorm De begane grond met het bedrijfsgedeelte is duidelijk onderscheiden van de verdiepingen met een woonfunctie, de plint in hardsteen uitgevoerd en bouwlaag beƫindigd door een brede zandstenen waterlijst. Drie sierbanden doorsnijden het metselwerk, de bovenste ter hoogte van de lateien boven de deuren. Op deze band sluiten de gemetselde bogen van deuropeningen aan: een korfboog boven de inrijdeuren, waarvan alleen het bovenlicht nog de oorspronkelijke verhoudingen vertoont en halfronde bogen boven de lateien, de boogvelden gevuld met oranje en geel siermetselwerk in diagonalen. De zandstenen sluitstenen van de bogen zijn met diamantkoppen versierd. Van alle drie de toegangen zijn de hoeken van de dagkanten in profielstenen uitgevoerd, maar alleen van de inrijdeuren zijn tot op borsthoogte de dagkanten in hardsteen uitgevoerd (tegen de stotende wagenwielen). De glasdeuren naar de woningen zijn oorspronkelijk met hekwerken voor de ruiten, twee per deur, bekroond door een fronton. Op de eerste verdieping zijn de vensteropeningen gelijk van vormgeving, met hardstenen onderdorpels, onder gemetselde korfbogen, de boogvelden gevuld met oranje en gele stenen in een haaks verband. Ook hier zijn de sluitstenen met een diamantkop versierd en sluiten de bogen aan op een sierband. Andere sierbanden lopen ter hoogte van de onderdorpels en de middendorpel van de (openslaande) ramen. Aan de muurdammen zijn decoratief (smeed)ijzeren muurankers bevestigd. Op de tweede verdieping zijn de vensters gelijk aan de eerste, maar met segment- in plaats van korfbogen en op de derde is een latei toegevoegd. In de geveltop is het venster kleiner, maar ook hier is het standaardvenster het uitgangspunt. Hier is de beƫindiging een halve boog en doordat een middendorpel ontbreekt lopen geen drie maar twee banden door het metselwerk. Boven de sluitsteen is het ijzeren hijsanker geplaatst. De tuit is blokvormig opgemetseld met een eenvoudig sierpatroon. De stenen afdekplaten zijn van een eenvoudig profiel voorzien. Cultuurhistorische context De Plantagebuurt is vanaf de eerste uitleg in de jaren zestig van de negentiende eeuw 'op stand'. Aan de architectuur werden derhalve meer specifieke eisen gesteld dan in middenstandsbuurten. De woonhuizen zijn over het algemeen rijk van vormgeving en overvloedig voorzien van ornamenten. De stijl van de Hollandse neorenaissance komt in de jaren tachtig vaker voor in de buurt, waarbij rijk geornamenteerde geveltoppen en dakkapellen sterk in het oog vallen. Het pand op de Henri Polaklaan 21 is met een tuitgevel echter in een uiterst sobere variant op de Hollandse neorenaissance uitgevoerd. Het is onduidelijk in hoeverre de gemengde functie van het gebouw, wonen en stalling, hier mee te maken heeft. Wonen boven een stal is per slot van rekening van een andere status dan wonen in een zelfstandig herenhuis, zoals op nummer 25. Maar in de vele andere ontwerpen die het bureau van Van Gendt leverde is deze relatie zeker niet evident en zijn sommige ontwerpen juist rijk gedecoreerd. Het zeer productieve architectenbureau van Van Gendt stond bovendien bepaald niet bekend om de sobere architectuur. Maar wel om de vrijheid die de diverse bureau-architecten hadden opdrachten uit te voeren en wellicht was ook de rol van de opdrachtgever, de Amsterdamsche Rijtuigmaatschappij, bepalend. Desalniettemin is het pand zowel in type als in architectuur, met name vanwege de feloranje baksteen, een opvallende verschijning. Conclusie Het woonhuis met koetshuis en stal Henri Polaklaan 21-23 is architectonisch van belang als voorbeeld van een afwijkend gebouwtype in de chique woonstraat. Daarbij is de sobere detaillering even opvallend als de oranje strengperssteen en de grotere bouwhoogte. Het pand is gaaf in hoofdvorm en op onderdelen, met uitzondering van de vervangen inrijdeuren.